Ethische Principes voor de bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed
De ethische beginselen voor de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed zijn opgesteld in de geest van de Conventie voor de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed van 2003 en de bestaande internationale normatieve instrumenten ter bescherming van de mensenrechten en de rechten van inheemse volkeren. Zij vormen een reeks overkoepelende aspiratiebeginselen die algemeen worden aanvaard als goede praktijken voor regeringen, organisaties en personen die direct of indirect te maken hebben met immaterieel cultureel erfgoed, teneinde de levensvatbaarheid ervan te waarborgen en aldus de bijdrage ervan aan vrede en duurzame ontwikkeling te erkennen.
Deze ethische beginselen, die een aanvulling vormen op de Conventie voor de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed van 2003, de Operationele richtlijnen voor de uitvoering van de Conventie en de nationale wetgevingskaders, zijn bedoeld als basis voor de ontwikkeling van specifieke ethische codes en instrumenten die zijn aangepast aan de lokale en sectorale omstandigheden.
1. Gemeenschappen, groepen en, waar van toepassing, individuen moeten de primaire rol hebben bij de bescherming van hun eigen immaterieel cultureel erfgoed.
2. Het recht van gemeenschappen, groepen en, in voorkomend geval, individuen om de praktijken, voorstellingen, uitingen, kennis en vaardigheden die nodig zijn om de levensvatbaarheid van het immaterieel cultureel erfgoed te waarborgen, voort te zetten, moet worden erkend en geëerbiedigd.
3. Wederzijds respect en eerbied voor en ook wederzijdse waardering van het immaterieel cultureel erfgoed dienen de boventoon te voeren in interacties tussen staten en tussen gemeenschappen, groepen en, in voorkomend geval, individuen.
4. Alle interacties met de gemeenschappen, groepen en, waar van toepassing, individuen die immaterieel cultureel erfgoed scheppen, beschermen, in stand houden en overdragen, moeten worden gekenmerkt door transparante samenwerking, dialoog, onderhandeling en overleg, en afhankelijk zijn van hun vrije, voorafgaande, duurzame en geïnformeerde toestemming.
5.De toegang van gemeenschappen, groepen en individuen tot de instrumenten, voorwerpen, artefacten, culturele en natuurlijke ruimten en plaatsen van herinnering waarvan het bestaan noodzakelijk is om uitdrukking te geven aan het immaterieel cultureel erfgoed, moet worden gewaarborgd, ook in situaties van gewapend conflict. Gewoonten die de toegang tot immaterieel cultureel erfgoed regelen, moeten ten volle worden gerespecteerd, ook wanneer zij een bredere toegang voor het publiek kunnen beperken.
6.Elke gemeenschap, groep of individu moet de waarde van haar eigen immaterieel cultureel erfgoed beoordelen en dit immaterieel cultureel erfgoed mag niet worden onderworpen aan externe oordelen over waarde of waard.
7.De gemeenschappen, groepen en individuen die immaterieel cultureel
erfgoed creëren, moeten baat hebben bij de bescherming van de morele en materiële belangen die voortvloeien uit dit erfgoed, en met name uit het gebruik, het onderzoek, de documentatie, de promotie of de aanpassing ervan door leden van de gemeenschappen of anderen.
8.Het dynamische en levende karakter van het immaterieel cultureel erfgoed moet voortdurend worden gerespecteerd. Authenticiteit en exclusiviteit mogen geen problemen en belemmeringen vormen bij de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed.
9.Gemeenschappen, groepen, lokale, nationale en transnationale organisaties en individuen moeten zorgvuldig de directe en indirecte, korte- en lange termijn, potentiële en definitieve impact beoordelen van elke actie die de levensvatbaarheid van het immaterieel cultureel erfgoed of de gemeenschappen die het beoefenen, kan aantasten.
10.Gemeenschappen, groepen en, waar van toepassing, individuen moeten een belangrijke rol spelen bij het bepalen van wat bedreigingen zijn voor hun immaterieel cultureel erfgoed, met inbegrip van de decontextualisering, commodificatie en onjuiste voorstelling ervan, en bij het beslissen over de wijze waarop dergelijke bedreigingen kunnen worden voorkomen en beperkt.
11.De culturele diversiteit en de identiteit van gemeenschappen, groepen en individuen moeten ten volle worden geëerbiedigd. Met eerbiediging van de door gemeenschappen, groepen en individuen erkende waarden en gevoeligheid voor culturele normen, moet specifieke aandacht voor gendergelijkheid, betrokkenheid van jongeren en eerbiediging van etnische identiteiten worden opgenomen in het ontwerp en de uitvoering voor bescherming.
12.De bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed is van algemeen belang voor de mensheid en dient derhalve te geschieden via samenwerking tussen bilaterale, sub-regionale, regionale en internationale partijen; niettemin mogen gemeenschappen, groepen en, in voorkomend geval, individuen nooit worden vervreemd van hun eigen immaterieel cultureel erfgoed.